X
Santip Santip Bekijk Santip artikelen
Nivo Nivo Bekijk Nivo artikelen
Vakpublicaties Vakpublicaties Bekijk vakpublicaties
Inschrijven nieuwsbrief Inschrijven nieuwsbrief Inschrijven nieuwsbrief

Niet alleen technisch advies
maar tevens een sparringpartner
en vertrouwenspersoon

Heffingslek?

Nivo 2018-24

Het fiscale vak is nimmer saai. Zo kwam op 6 juni 2018 de rechtbank Noord-Holland met een verrassende uitspraak die ik jullie niet wil onthouden. Het lijkt erop dat er in de wet inkomstenbelasting 2001 een onvoorzien heffingslek zit?

Casus rechtbank d.d. 6 juni 2018

Wat was de casus?
Een echtpaar had een woning in eigendom die als hoofdverblijf kwalificeerde en dus fiscaal als een eigen woning. Tot de woning behoorde een voormalige bedrijfsruimte. In 2011 liet het echtpaar die bedrijfsruimte slopen en lieten ze er een schuur annex tuinhuis bouwen.
In 2015 verhuurde het echtpaar via een organisatie het tuinhuis aan toeristen en ontving daarvoor € 3.564.
De opbrengst van de verhuur van het tuinhuis gaf de vrouw niet aan want de vrouw was van mening dat de speciale regeling “opbrengsten uit tijdelijke verhuur” niet op haar van toepassing is. De Belastingdienst legde vervolgens een navorderingsaanslag 2015 op ter grootte van € 2.494, zijnde 70% van de huuropbrengsten. De regeling tijdelijke verhuur eigen woning behelst namelijk dat 70% van de huuropbrengsten als extra inkomen uit eigen woning moet worden aangegeven.
Het geschil bij Rechtbank Noord-Holland ging er dus over of de verhuur van het tuinhuis onder deze speciale regeling “tijdelijke verhuur” viel of niet. Zo ja, dan had de inspecteur gelijk. Zo nee, dan had de vrouw gelijk en was de opbrengst onbelast.

Oordeel rechtbank

De rechtbank stelt vast dat het tuinhuis een zogenaamde “aanhorigheid” is van de woning en dus behoort het tuinhuis tot de eigen woning waarover reeds via het eigen woningforfait belasting over is geheven.
Inspecteur stelde dat tijdelijke verhuur van het tuinhuis gelijkgesteld moet worden met tijdelijke verhuur van de woning en dus onder de speciale regeling van tijdelijke verhuur viel. De rechtbank is het niet eens met de inspecteur. Volgende rechtbank eist de wet voor de regeling van tijdelijke verhuur een tijdelijke verhuur van de gehele woning en niet van een deel van een woning. Dit blijkt ook uit de parlementaire geschiedenis bij de regeling van tijdelijke verhuur. Bovendien oordeelt de rechtbank dat door de rangorderegeling het tuinhuis uitsluitend in box 1 belast had kunnen worden. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslag.

Conclusie

De (voorzichtige) conclusie die uit bovenstaande uitspraak gehaald kan worden is dat als iemand een bij zijn woning behorende ruimte tijdelijk aan derden verhuurd dat die huuropbrengsten onbelast zijn. Of beter gezegd, al belast zijn geweest onder het eigenwoningforfait.
De regeling voor tijdelijke verhuur van de eigen woning lijkt niet van toepassing te zijn, omdat volgens de rechtbank de gehele woning dan tijdelijk ter beschikking moet worden gesteld.

Terloops merkt de rechtbank ook nog op dat het tuinhuis uitsluitend behoort tot box 1 in verband met het zijn van een aanhorigheid tot de eigen woning. Met andere woorden, de rechtbank oordeelt dat opbrengsten van het tuinhuis niet belast zijn onder de speciale regeling van tijdelijke verhuur maar het tuinhuis tevens ook niet in box 3 zit. Het laatste acht ik ook correct.

Ik verwacht zeker dat er hoger beroep zal worden ingesteld. Dus mocht u in een dergelijke of vergelijkbare situatie zitten, weet dat het bovenstaande nog niet definitief zal zijn!