UITFASERING PENSIOEN IN EIGEN BEHEER
Santip 2017-6
De uitfasering van het pensioen in eigen beheer is eerder in deze rubriek uiteengezet: zie Afschaffing pensioen in eigen beheer: 34,5% korting. Sindsdien hebben zich diverse ontwikkelingen in dit dossier voorgedaan. Staatssecretaris Wiebes van Financiën heeft drie maanden uitstel verleend om directeuren-grootaandeelhouders en hun adviseurs extra tijd te geven ‘om de laatste stappen te zetten die nodig zijn om het pensioen in eigen beheer aan te passen aan de per 1 januari 2017 geldende regels’.
De directeur-grootaandeelhouder kan vanaf 1 januari 2017 geen pensioen in eigen beheer meer opbouwen en dat betekent dat het pensioen in eigen beheer premievrij moet worden gemaakt en de pensioenbrief daarop is aangepast. Deze termijnverlenging geldt ook voor de overdracht van een extern verzekerd (deel van een) pensioen in eigen beheer naar de BV.
De directeur-grootaandeelhouder moet zo’n overdracht vóór 1 april 2017 hebben aangevraagd; de verzekeraar kan die dan binnen een normaal tijdsbestek ná 1 april afwerken.
De Tweede Kamer heeft op 17 november 2016 ingestemd met het Belastingplan 2017 en daarmee ook met het wetsvoorstel Uitfasering pensioen in eigen beheer en overige pensioenmaatregelen’. Dat wetsvoorstel lag op 20 december voor ter stemming in de Eerste Kamer, maar die stemming is uitgesteld op verzoek van staatssecretaris Wiebes. De staatssecretaris verzocht om dat uitstel omdat hij vanuit de praktijk signalen had gekregen dat directeuren-grootaandeelhouders bij de afkoop of omzetting van hun pensioen in eigen beheer de (toekomstige) indexatie van de opgebouwde pensioenaanspraken ten laste van de fiscale winst van de BV kunnen brengen. Daarmee zou een heffingslek van circa € 5 miljard gemoeid zijn! Uit nader onderzoek is inmiddels gebleken dat er in het geheel geen heffingslek is. De aftrek van toekomstige inflatie is uitgesloten in een specifieke bepaling en ‘dat was even over het hoofd gezien’. Er volgt nog wel een kleine technische aanpassing voor zover reeds premie is voldaan voor de toekomstige indexatie van pensioenuitkeringen.
Financiën heeft inmiddels een wetsontwerp – een novelle – ingediend om een en ander te herstellen. Naar verwachting zal de regeling tot uitfasering van het pensioen alsnog ingaan per 1 april 2017.
Positie van de partner bij de uitfasering van pensioen
Een cruciaal punt bij de uitfasering van het pensioen in eigen beheer betreft de positie van de (ex-)partner van de directeur-grootaandeelhouder en met name de compensatie voor het afstempelen van de pensioenrechten. De (ex-)partner moet instemmen met de keus van de directeur-grootaandeelhouder om zijn pensioen in eigen beheer te beëindigen door afkoop of door omzetting in een oudedagsverplichting.
De (ex-)partner zal realiter gecompenseerd willen worden voor het pensioenverlies dat hij/zij lijdt door de verplichte afstempeling van de pensioenaanspraken. De partner kan compensatie vragen in de vorm van aanvullende huwelijkse voorwaarden, of om het aan hem/haar toekomende gedeelte van de pensioenaanspraken onder te brengen bij een professionele verzekeraar.
Als de partner geen of onvoldoende compensatie eist, kan er sprake kan zijn van een (belastbare) schenking. Bij het beoordelen daarvan mag worden uitgegaan van het daadwerkelijk in de BV aanwezige vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen (in plaats van de waarde van de rechten van de partner).
Het gaat daarbij om de waarde in het economische verkeer, inclusief winstverwachting. In de veel voorkomende situatie waarin het pensioenlichaam minder vermogen heeft dan zelfs de waarde van de fiscale verplichting wordt schenkbelasting voorkomen als bij de compensatie aan de partner rekening wordt gehouden met de mate waarin het pensioen onder water staat. Financiën verwijst in dit verband naar een uitspraak van Hof den Haag (zie ECLI:GHDHA: 2016:1032)
Die vraag of er sprake is van een schenking komt alleen aan de orde als de directeur-grootaandeelhouder en diens partner op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Bij gemeenschap van goederen waarbij de aandelen in de BV tot de gemeenschap behoren, worden de rechten van de partner niet aangetast. Als de directeur-grootaandeelhouder gehuwd is onder uitsluiting van iedere gemeenschap, maar met een wederkerig finaal verrekenbeding bij overlijden én echtscheiding kan hier gehandeld worden alsof ze in wettelijke gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Bij dit huwelijksgoederenregime komt een schenking niet aan de orde. Bij andere vormen van huwelijkse voorwaarden kan de schenkbelasting slechts vermeden worden door passende compensatie van de partner.
De partner heeft een voorwaardelijk recht op uitkering in geval van overlijden van de directeur-grootaandeelhouder en in geval van echtscheiding. De compensatie hoeft daarom niet direct - in het jaar van afkoop of omzetting naar een oudedagsverplichting – te worden verleend. De partners zijn vrij in hun keuze voor compensatie.
Net als bij een scheiding kunnen afspraken worden gemaakt om bijvoorbeeld het aan de partner toekomende deel van de waarde van het pensioen bij een professionele verzekeraar onder te brengen. Verder kan de partner compensatie krijgen via bijvoorbeeld aanvullende huwelijkse voorwaarden of door in een overeenkomst vast te leggen dat de compensatie (uitsluitend) plaatsvindt als de directeur-grootaandeelhouder vooroverlijdt of partijen gaan scheiden. Dit kan geregeld worden met een aanvulling op de huwelijkse voorwaarden of bij onderhandse overeenkomst. Het verlies aan nabestaandenpensioen kan gecompenseerd worden door het sluiten van een overlijdensrisicoverzekering dan wel een partnerpensioenpolis bij een verzekeraar.
(Bron: Ministerie van Financiën 2-12-2016, nr. 2016- 000021349